'Als beheerder is het belangrijk om je te realiseren dat alles met elkaar verbonden is.'
Bij steeds meer gemeenten staat groenbeheer onder druk vanwege bezuinigingen, reorganisaties, verloop van medewerkers en een tekort aan ecologische beheerders. Sjoerd Geelink, groenbeheerder bij de gemeente Westerkwartier (Groningen), zit al meer dan 25 jaar in het vak en ziet nog steeds grote uitdagingen. ‘Beheer en onderhoud moet je met álle disciplines doen.’
Wat is jouw achtergrond?
‘Ik ben opgeleid tot Bos- en natuurbeheerder in Velp en heb destijds veel kennis opgedaan over levenscycli, bodemleven, interactie tussen alle wezens – kennis die onontbeerlijk is bij beheer. Het is belangrijk om je te realiseren dat alles met elkaar verbonden is.’
Wat houdt jouw werk bij gemeente Westerkwartier in?
‘Gemeente Westerkwartier is in 2019 gevormd uit de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn en heeft tussen de 800 en 900 medewerkers, de afdeling Groen is relatief klein en richt zich op beheer en onderhoud. Ik werk in een team met drie anderen en we hebben de taken wat verdeeld. Zo hou ik me hoofdzakelijk bezig met bossen, bomen en ecologie en zijn mijn andere collega’s wat meer toegespitst op sportvelden, hagen en struiken, begraafplaatsen en heestervakken.’
Heb jij invloed op het beleid?
‘Wij hebben een beleidsmaker. Bij de ontwikkeling van nieuwe plannen schuif ik als beheerder aan bij een projectteam. Bijvoorbeeld bij het vergroten van een bestaande wijk of bij een nieuw te ontwikkelen wijk. De gemeente heeft de wens om nog zo’n 1.600 woningen bij te bouwen, onder andere in Zuidhorn en Leek, ik geef dan advies over wat er mogelijk is met betrekking tot groenbeheer. Bij oplevering van nieuwe projecten word ik als beheerder ook gevraagd om mee te lopen en om te controleren of de opdracht goed is uitgevoerd en zo niet, dan geef ik advies hoe het beter had gekund, zodat het volgende keer meegenomen kan worden als verbeterpunt.’
Ik heb minimaal 4000 meter nodig om in ieder geval voor een Icarusblauwtje een goede leefomgeving te creëren.
Zie je een verandering in behoefte?
‘We zien een toenemende vraag van projectontwikkelaars en buurtbewoners naar bloemenmengels, bij voorkeur op elke vierkante meter. Als beheerder moet je het wel in stand kunnen houden, bovendien wil je niet steeds opnieuw inzaaien. Als ik een mengsel met veertig soorten inzaai, dan komen er eerst tien, vijftien tot bloei en daarna zal het beeld langzamerhand veranderen. Voor mij wordt een bloemenweide juist dan interessant. De planten die er na twee jaar nog staan, die voelen zich daar prettig.
We werken nu tweeënhalf jaar met gemeentemengsels en daarvan moet de toekomst uitwijzen wat het resultaat is. De bloemen zijn erg mooi opgekomen, maar zoals ik net al zei, nu begint het voor mij interessant te worden. Welke soorten zullen overblijven en welke niet? Ik heb in het voorjaar al mensen aan de telefoon gehad die zich afvroegen waar de Margrieten zijn gebleven. Deze Margrieten hadden geen baat bij deze omgeving, wellicht dat ze op andere plekken wel standhouden, maar niet op die specifieke plek. Dat vind ik juist zo mooi aan een bloemenweide: het karakter verandert gedurende de jaren.
Overigens vind ik dat je nooit over bloemenweides moet praten, maar over ruigtekruiden. Het woord zegt het al: dat kan ruig worden. Dat geeft mij veel meer ruggensteun als beheerder, want een bloemenweide zoals die vaak op plaatjes staan kan ik niet waarmaken. Dat zijn vaak bloemenweides die net hun eerste bloeiseizoen meemaken en dan zie je ze in volle glorie. Maar hoe ziet zo’n bloemenweide er na vijf jaar uit? Dat is wat ik wil laten zien. Ook grassen die dan opkomen zijn weer belangrijk voor sprinkhanen, loopkevers en dergelijke.’
Eerder zei je dat een vierkante meter voor jou onvoldoende is, waarom is dat?
‘Om een levenscyclus van bijvoorbeeld een insect in stand te houden, is één vierkante meter simpelweg te weinig om te beheren. Tegen ontwerpers zeg ik daarom: ik heb minimaal 4000 meter nodig om in ieder geval voor een Icarusblauwtje een goede leefomgeving te creëren, zodat een Icarusblauwtje zijn eitjes kan afzetten en de eitjes weer tot ontwikkeling kunnen komen. Daarom kies ik ervoor om met zo groot mogelijke oppervlaktes te werken.’
Hoe ziet jullie maaibeheer eruit?
’25 jaar geleden stond gefaseerd maaien nog in de kinderschoenen, dat is nu totaal anders. We hebben een beheerssysteem op kaartmateriaal en daarop staat vermeld wat het maai-effect zou moeten zijn. We hebben een voorjaarsronde voor de wat rijkere hoeken, een zomerronde voor de bramen-, brandnetel-, en riethoeken en dan wordt er in het najaar nogmaals gemaaid. Bij elke maaibeurt blijft er ongeveer 30 procent staan. Ik laat het aan de buitendienst over waar wat blijft staan.
Sinds 2002 maai ik niet meer rondom boomstammen, ter bescherming van de boom. Een bosmaaier heeft de neiging tegen de boom aan te zitten en deze te verwonden. Dat heeft direct impact op de groei van paddenstoelen, parasiterende insecten, etc. Daardoor gaat de boom sneller dood. Ook dacht ik bij mezelf: elk plukje dat blijft staan is mooi meegenomen. Dan is er in ieder geval een leefomgeving voor een miertje of oorwurmpje. Daarmee kan ik echt iets beschermen dat nog wel zeventig, tachtig jaar moet blijven staan. Dat is duurzaamheid voor mij. En biodiversiteit betekent dat een boom volwassen moet worden en niet al na veertig jaar moet worden gekapt. ’
Maaien, afharken en afvoeren met een eenasser kost meer tijd, meer ruimte, maar je kunt veel doelgerichter een terrein inrichten.
Ben je tevreden over het beheer?
‘Als we meer tijd en geld zouden hebben, dan zou ik alle Panda’s wegdoen [Panda is een maai-laadcombinatie voor het maaien, verkleinen en verzamen van gras, red.] en alles met een eenasser doen. Ik heb een jaar met een eenasser gewerkt bij Ecoplan Natuurontwikkeling van Hans van der Lans en Jaap Mekel. Mekel is een vakman als het gaat om ecologisch berm- en natuurbeheer. Van hem heb ik zoveel geleerd, zoals het werken met een eenasser. Maaien, afharken en afvoeren met een eenasser kost meer tijd, meer ruimte, maar je kunt veel doelgerichter een terrein inrichten. Sommige hoekjes kun je dan wel drie of vier keer maaien en dan zie je het effect: de groeikracht van planten is zo groot en met het juiste beheer zijn ze eind oktober nog steeds in bloei – ideaal voor de laatvliegers. Met een maai-laadcombinatie is alles meteen weg.’
Hoe kun je doelgerichter een terrein inrichten?
‘Met een eenasser kun je veel beter rekening houden met onverwachte mierenhopen of zeldzame soorten, de beslissing of je dat ene plantje wel of niet maait neem je een halve meter daarvoor. Daarvoor gebruik je al je ecologische kennis en al je zintuigen. Op het moment dat je dat plantje niet meemaait, doe je dat om een bepaalde reden. Van Jan Mekel en Hans van der Lans heb ik geleerd dat je altijd moet kunnen uitleggen waarom je die keuze hebt gemaakt, waarom je die ene Parnassia wel laat staan, maar de andere die ernaast staat niet.’
Beheer en onderhoud moet je met alle disciplines doen. Dat is het leuke aan beheerder zijn, dat je het samenspel tussen disciplines zo goed mogelijk organiseert.
Zijn er in het beheer dingen waar jullie tegenaan lopen?
‘We zijn nu zes jaar verder sinds de fusie. Het blijft heel ingewikkeld om alle beheerteams op één lijn te krijgen. Om een voorbeeld te noemen: voor ons zijn oeverzones heel belangrijk in ecologisch beheer, maar we hebben een team Water dat het water schoon moet houden. De waterwegen waar een schouwplicht op zit, moeten formeel voor 1 november schoon zijn. We zouden graag zien dat er een aangewezen plek is waar een maaiboot in en uit het water gaat, zodat de rest ongemoeid kan blijven. Maar dan wordt er weer met een kraan gewerkt en wordt al het groenafval uit de sloot op de oever gedumpt. Op deze manier heb ik al heel veel orchideeënveldjes zien verdwijnen.’
Wat zou de oplossing kunnen zijn?
‘Een particuliere beheerder, een Rijkwaterstaatbeheerder, een provinciebeheerder, een gemeentebeheerder, elke beheerder heeft een andere manier van gebruik voor dat ene stukje groen. Nog een voorbeeld: in de gemeente Westerkwartier moeten 400 nieuwe elektriciteitskasten geplaatst worden, in bermen, in ecologische hoekjes. Het gaat niet alleen om die kast, maar vooral ook om de bekabeling. Dat heeft ontzettend veel impact op groenbeheer. Beheer en onderhoud moet je met alle disciplines doen. Dat is het leuke aan beheerder zijn, dat je het samenspel tussen disciplines zo goed mogelijk organiseert. Als we met doelsoorten zouden werken, dan kun je daar met elkaar naartoe werken, dan gaat het niet om één plantje, één diertje, maar om het hele ecosysteem. ‘